VAKnieuws 2018

sorteer op datum sorteer op nummer  
 
18197

Verzoek om kinderalimentatie kan ter zitting in hoger beroep niet worden vermeerderd

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-08-2018 ECLI:NL:GHARL:2018:7646
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Alimentatie
Procesrecht
1:404 BW; 283 Rv; 130 Rv; 362 Rv
Rechtsvraag

Kan de vrouw in hoger beroep ter zitting haar verzoek om kinderalimentatie vermeerderen tot een hoger bedrag?

Overweging

Nee. Het hof stelt voorop dat de vrouw gelet op artikel 283 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), in samenhang met zowel artikel 130 Rv als artikel 362 Rv, het recht heeft als oorspronkelijk verzoekster in eerste aanleg (de gronden van) haar verzoek in hoger beroep te vermeerderen. 

Daarbij geldt dat grieven en veranderingen of vermeerderingen van het verzoek in hoger beroep bij beroep- of verweerschrift dienen te worden aangevoerd respectievelijk plaats te vinden (HR 19 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8771). Deze in beginsel strakke regel lijdt onder meer uitzondering bij geschillen over alimentatie, omdat beide partijen er belang bij hebben dat de vast te stellen alimentatie berust op een juiste en volledige waardering van de omstandigheden ten tijde van de uitspraak in hoger beroep. Om deze reden is het bij deze vaststelling gewettigd dat de appelrechter rekening mag - en in beginsel ook moet - houden met een grief of wijziging dan wel vermeerdering van het verzoek die eerst na het beroep- of verweerschrift wordt aangevoerd of plaatsvindt. Onverkort blijft wel gelden dat toelating van de nieuwe grief of de verandering of vermeerdering van het verzoek niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde (vergelijk HR 26 april 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0225 en HR 20 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG9917).

Het hof constateert dat deze grief direct in het inleidend beroepschrift door de vrouw had kunnen worden aangevoerd. Het hof constateert verder dat de vrouw in haar beroepschrift niets heeft gesteld over een eventuele hogere behoefte van [de minderjarige] terwijl de vrouw de door haar in hoger beroep verzochte hogere bijdrage inhoudelijk ook niet heeft toegelicht. De man hoefde dan ook, mede gelet op de stellingen van de vrouw in eerste aanleg over het netto besteedbaar inkomen van partijen tijdens het huwelijk, geen rekening te houden met deze ter zitting gedane gewijzigde stellingname. Nu er ook geen sprake is van sedert de bestreden beschikking gewijzigde feiten en omstandigheden of samenhang met door de man naar voren gebrachte verweren, die maken dat de vrouw haar gewijzigde standpunt niet eerder had kunnen innemen, laat het hof deze grief, als in strijd met de goede procesorde, buiten beschouwing.


 
18229

Stoelendansmethode

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-08-2018 ECLI:NL:GHARL:2018:7318
Jurisprudentie - Human Resource
Algemeen
Arbeidsrecht
Samenvatting

In de rechtsoverwegingen 5.9 en 5.10 van het vonnis gaat de kantonrechter in op het verweer van [appellante] dat GDF Suez ten onrechte, althans op onjuiste wijze, toepassing heeft gegeven aan de stoelendansmethode voor de selectie van de plaatsen in de functie Medewerker Office Support. Na enige algemene uitgangspunten in de rechtsoverwegingen 5.9.1 t/m 5.9.4 te hebben gegeven, toetst de kantonrechter in rechtsoverweging 5.9.5 onder A t/m I de criteria die aan de stoelendansmethode worden gesteld. In rechtsoverweging 5.9.6 komt de kantonrechter tot de conclusie dat het door [appellante] gemaakte verwijt dat GDF Suez de stoelendansmethode onterecht, althans onjuist heeft toegepast geen stand houdt, waarna de kantonrechter in rechtsoverweging 5.10 van het vonnis tot het oordeel komt dat GDF Suez niet onjuist heeft gehandeld door [appellante] niet te plaatsen in de functie van Medewerker Office Support.


Bij de beoordeling van deze grief stelt het hof voorop dat wordt uitgegaan van een niet uitwisselbare functie (sub A), de ondernemingsraad neutraal heeft geadviseerd over de reorganisatie (sub B), het plaatsings- en selectieproces is gevolgd zoals beschreven in het Sociaal Plan (sub C en D), [appellante] vooraf afdoende is geïnformeerd over de vacatures en de ter zake geldende functie eisen (sub E), de handelwijze van de sollicitatiecommissie op zichzelf zorgvuldig is geweest (sub F) en [appellante] de in het Sociaal Plan beschreven bezwaar- en beroepsprocedure onbenut heeft gelaten (sub I).
Voorts stelt het hof vast dat [appellante] niet heeft bestreden dat er meer kandidaten voor de functie van Medewerker Office Support waren dan plaatsen, dat er ook meer kandidaten dan [appellante] zijn afgewezen en dat ook voor de overige kandidaten gold dat hun functie door de reorganisatie was vervallen. Uit het voorgaande volgt dat het hof het ervoor heeft te houden dat op zichzelf de sollicitatieprocedure voor de functie van Medewerker Office Support met voldoende waarborgen is omkleed. Voor de functie van Medewerker Office Support is een functieomschrijving, waaraan de sollicitatiecommissie kandidaten op geschiktheid kan toetsen. Als er meer kandidaten dan plaatsen voor een functie zijn, zal een sollicitatiecommissie de (op zichzelf geschikte) kandidaten ook onderling hebben te vergelijken.


Advies aan HR: Goed om te weten
 
18228

Aantasting vaststellingsovereenkomst vanwege diefstal

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-08-2018 ECLI:NL:GHARL:2018:7327
Jurisprudentie - Human Resource
Arbeidsrecht
Algemeen
Samenvatting

Het in de beëindigingsovereenkomst opgenomen finale kwijtingbeding heeft betrekking op de arbeidsovereenkomst en de beëindiging daarvan. Het beding, zoals daarin is verwoord, had betrekking had op alle tussen partijen bestaande geschilpunten. Daaronder valt niet de kwestie van de later geconstateerde fraude door [appellant] , reeds omdat [appellant] niet gesteld heeft dat daarover ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst een geschilpunt tussen partijen bestond. Dat dit beding dan ook betrekking heeft op de schadeclaims voortvloeiende uit misdrijven door een der partijen gepleegd, waarvan de andere partij geen wetenschap had, acht het hof niet door [appellant] aannemelijk gemaakt. Voor zover [appellant] betoogt dat het finale kwijtingbeding in de weg staat aan de vorderingen tot vergoeding van de door zijn verduisteringen aangerichte schade, verwerpt het hof dit betoog. Deze verduisteringen maakten geen deel uit van de arbeidsverhouding waarvan de beëindiging (en de daaraan verbonden voorwaarden) in de beëindigingsovereenkomst is geregeld. In zoverre falen de grieven.De aard van de vaststellingsovereenkomst staat in beginsel aan een succesvol beroep op dwaling in de weg: de specifieke rechtsfiguur van de vaststellingsovereenkomst strekt immers juist tot het beëindigen of het voorkomen van een onzekerheid of geschil (vgl. HR 15 november 1985, NJ 1986, 228, (Ebele Dillema II).

 

Dit betekent echter niet, zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen, dat een vaststellingsovereenkomst nooit ten gevolge van een wilsgebrek kan worden aangetast. Het hiervoor genoemde karakter van de vaststellingsovereenkomst verzet zich niet tegen een op dwaling gegronde aantasting van de vaststellingsovereenkomst wanneer de betreffende dwaling juist op het conto van de wederpartij valt te schrijven, omdat zij bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst onjuiste informatie heeft verstrekt (onder meer HR 1 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY3129) of relevante informatie voor zich heeft gehouden (HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AV0432). 


Advies aan HR: Goed om te weten
 
18214

Constructie gehanteerd met enkele doel onder om onder bescherming ketenregeling uit te komen. Dit verhindert in dit geval niet dat met oude werkgever arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-08-2018 ECLI:NL:GHARL:2018:7135
Jurisprudentie - Human Resource
Algemeen
Arbeidsrecht
Samenvatting

Het mag zo zijn dat de Richtlijn geen betrekking heeft op uitzendovereenkomsten, dat wil niet zeggen dat het gebruik van een uitzendovereenkomst voor een payrollconstructie ten behoeve van dezelfde werkgever, aansluitend op de maximale termijn dan wel het maximum aantal arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, met het enkele doel om onder de met de Richtlijn beoogde bescherming van artikel 7:668a BW uit te komen, die bescherming mag frustreren.


Advies aan HR: Goed om te weten
 
18215

Berekening waarde vakantie-uren na ontslag

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-08-2018 ECLI:NL:GHARL:2018:7137
Jurisprudentie - Human Resource
Arbeidsrecht
Ontslagrecht
Algemeen
Samenvatting

Dat provisies en winstaandelen tot het normale loon behoren, is door de HR reeds beslist op 21 april 1954, BNB 1954,184 en 2 december 1955, NJ 1956,161. Voor een ander oordeel zou reden kunnen zijn indien het zou gaan om een incidentele, niet-verplichte uitkering van de kant van de werkgever en de bonus meer het karakter zou hebben van een gratificatie.

Naar ’s hofs oordeel is daarvan in dit geval echter geen sprake. De jaarlijkse toekenning van de bonus vanaf 2006 geeft aan dat het om een structureel loonbestanddeel gaat en ook de beëindigingsovereenkomst - waarin is overeengekomen dat ook over de periode na het sluiten van deze overeenkomst tot de beëindigingsdatum van de arbeidsovereenkomst een bonus verschuldigd is - wijst daarop. Dat in de jaarlijkse brieven waarin de hoogte van de bonus werd meegedeeld een frase gelijk geciteerd onder 3.3 voorkwam, is onvoldoende voor een ander oordeel. Het hof oordeelt dat ook dat de aan [geïntimeerde] verleende bonus onder het normale loonbegrip van artikel 7:610 BW valt en daarmee ook onder het bereik van artikel 7:641 lid 1 BW.


Advies aan HR: Goed om te weten
 

VAKnieuws is een initiatief van en wordt u aangeboden door centrum permanente educatie.


VAKnieuws houdt u middels praktische en uitgekiende samenvattingen op de hoogte van belangrijke juridische ontwikkelingen. Al het vaknieuws wordt met uiterste zorg samengesteld. De samenstellers, makers en centrum permanente educatie zijn niet aansprakelijk voor enigerlei schade als gevolg van het gebruik van dit vaknieuws.